Statenvertaling
En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, zeide hij, de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht.
Herziene Statenvertaling*
Toen de mannen van die plaats hem naar zijn vrouw vroegen, zei hij: Zij is mijn zuster, want hij was bevreesd om te zeggen: Zij is mijn vrouw. Hij dacht: Anders zullen de mannen van deze plaats mij doden om Rebekka. Zij was namelijk knap om te zien.
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Toen de mannen van die plaats hem naar zijn vrouw vroegen, zeide hij: Zij is mijn zuster, want hij durfde niet zeggen: Zij is mijn vrouw, [want] [hij] [dacht]: de mannen van die plaats mochten mij anders eens doden om Rebekka, omdat zij schoon van uiterlijk is.
King James Version + Strongnumbers
And the men H376 of the place H4725 asked H7592 him of his wife; H802 and he said, H559 She H1931 is my sister: H269 for H3588 he feared H3372 to say, H559 She is my wife; H802 lest, H6435 said he, the men H376 of the place H4725 should kill H2026 me for H5921 Rebekah; H7259 because H3588 she H1931 was fair H2896 to look upon. H4758
Updated King James Version
And the men of the place asked him of his wife; and he said, She is my sister: for he feared to say, She is my wife; lest, said he, the men of the place should kill me for Rebekah; because she was fair to look upon.
Gerelateerde verzen
Kolossenzen 3:9 | Matthéüs 10:28 | Genesis 24:16 | Genesis 12:13 | Spreuken 29:25 | Genesis 20:12 - Genesis 20:13 | Éfeze 5:25 | Genesis 20:2 | Genesis 20:5