Logo Bijbelvers.net

Maleáchi 1:4



Statenvertaling
Ofschoon Edom zeide: Wij zijn verarmd, doch wij zullen de woeste plaatsen weder bouwen; alzo zegt de HEERE der heirscharen: Zullen zij bouwen, zo zal Ik afbreken; en men zal hen noemen: Landpale der goddeloosheid, en een volk, op hetwelk de HEERE vergramd is tot in eeuwigheid.

Herziene Statenvertaling*
Hoewel Edom zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is.

Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Wanneer Edom zegt: Wij zijn verwoest, doch wij zullen de puinhopen weer opbouwen; Zo zegt de Here der heerscharen: Laten dezen bouwen, maar Ik zal afbreken; men zal het noemen: gebied der goddeloosheid, en: het volk waarop de Here voor eeuwig toornt.

King James Version + Strongnumbers
Whereas H3588 Edom H123 saith, H559 We are impoverished, H7567 but we will return H7725 and build H1129 the desolate places; H2723 thus H3541 saith H559 the LORD H3068 of hosts, H6635 They H1992 shall build, H1129 but I H589 will throw down; H2040 and they shall call H7121 them, The border H1366 of wickedness, H7564 and, The people H5971 against whom H834 the LORD H3068 hath indignation H2194 for ever. H5704 - H5769

Updated King James Version
Whereas Edom says, We are impoverished, but we will return and build the desolate places; thus says the LORD of hosts, They shall build, but I will throw down; and they shall call them, The border of wickedness, and, The people against whom the LORD has indignation for ever.

Gerelateerde verzen
Jesaja 34:10 | Jakobus 4:13 - Jakobus 4:16 | Ezechiël 35:9 | Ezechiël 11:10 | Psalmen 137:7 | Job 9:4 | Spreuken 21:30 | Jesaja 34:5 | Jesaja 10:4 | Job 34:29 | Klaagliederen 3:37 | Amos 6:2 | Jesaja 11:14 | Klaagliederen 4:21 - Klaagliederen 4:22 | Ezechiël 25:14 | Psalmen 127:1 | Jesaja 63:1 - Jesaja 63:6 | Jesaja 10:15 - Jesaja 10:16 | Jesaja 9:9 - Jesaja 9:10 | Jeremía 31:17 | Matthéüs 12:30 | Job 12:14 | Maleáchi 1:3