עוּתַי`Uwthay (oo-thah'-ee) n/p.1. succoring2. Uthai, the name of two Israelites[from H5790]KJV: Uthai. Root(s): H5790 H5790
Copyright © 2023 tot heden - Stichting de Gezonde Overtuiging - Alle rechten voorbehouden