Statenvertaling
En die jonge dochter was schoon in zijn ogen, en zij verkreeg gunst voor zijn aangezicht; daarom haastte hij met haar versierselen en met haar delen haar te geven, en zeven aanzienlijke jonge dochters haar te geven uit het huis des konings; en hij verplaatste haar en haar jonge dochters naar het beste van het huis der vrouwen.
Herziene Statenvertaling*
En het meisje was welgevallig in zijn ogen en zij verwierf gunst bij hem en hij haastte zich om haar haar schoonheidsmiddelen en haar deel van het voedsel te geven en om haar zeven aanzienlijke meisjes uit het huis van de koning te geven. En hij plaatste haar en haar meisjes over naar het beste gedeelte van het vrouwenverblijf.
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
En het meisje was welgevallig in zijn ogen en verwierf zijn gunst, zodat hij haar zo spoedig mogelijk de schoonheidsmiddelen en de maaltijden verschafte, haar zeven der voortreffelijkste dienaressen uit het huis des konings ter beschikking stelde, en haar en haar dienaressen naar het mooiste gedeelte van het vrouwenhuis bracht.
King James Version + Strongnumbers
And the maiden H5291 pleased H3190 - H5869 him, and she obtained H5375 kindness H2617 of H6440 him; and he speedily H926 gave H5414 her ( H853 ) her things for purification, H8562 with H854 such things as belonged H4490 to her, and seven H7651 maidens, H5291 which were meet H7200 to be given H5414 her, out of the king's house: H4480 - H1004 - H4428 and he preferred H8138 her and her maids H5291 unto the best H2896 place of the house H1004 of the women. H802
Updated King James Version
And the maiden pleased him, and she obtained kindness of him; and he speedily gave her her things for purification, with such things as belonged to her, and seven maidens, which were meet to be given her, out of the king's house: and he preferred her and her maids unto the best place of the house of the women.
Gerelateerde verzen
Esther 2:12 | 1 Koningen 8:50 | Handelingen 7:10 | Psalmen 106:46 | Spreuken 16:7 | Daniël 1:9 | Genesis 39:21 | Esther 2:3 | Ezra 7:6 | Nehémia 2:8