Statenvertaling
Maar Gedália, de zoon van Ahíkam, zeide tot Jóhanan, den zoon van Karéah: Doe deze zaak niet, want gij spreekt vals van Ismaël.
Herziene Statenvertaling*
Gedalia, de zoon van Ahikam, zei echter tegen Johanan, de zoon van Kareah: Doe deze zaak niet, want u spreekt leugens over Ismaël.
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Maar Gedalja, de zoon van Achikam, zeide tot Jochanan, de zoon van Kareach: Doe dat niet, want wat gij van Jismaël zegt, is een leugen.
King James Version + Strongnumbers
But Gedaliah H1436 the son H1121 of Ahikam H296 said H559 unto Johanan H3110 the son H1121 of Kareah H7143 , Thou shalt not do H6213 this thing H1697 : for thou speakest H1696 falsely H8267 of Ishmael H3458 .
Updated King James Version
But Gedaliah the son of Ahikam said unto Johanan the son of Kareah, You shall not do this thing: for you speak falsely of Ishmael.
Gerelateerde verzen
Romeinen 3:8 | Matthéüs 10:16 - Matthéüs 10:17 | Jeremía 41:2