Statenvertaling
Want ziet, aangaande dien steen, welken Ik gelegd heb voor het aangezicht van Jósua, op dien enen steen zullen zeven ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid dezes lands op een dag wegnemen.
Herziene Statenvertaling*
Want zie, wat betreft de steen die Ik voor Jozua neergelegd heb, op die ene steen zullen zeven ogen zijn. Zie, Ik zal er Zijn gravering in aanbrengen, spreekt de HEERE van de legermachten. Ik zal de ongerechtigheid van dit land op één dag wegnemen.
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Voorwaar zie, van de steen die Ik voor Jozua neerleg (op die ene steen zijn zeven ogen) zal Ik zelf het graveersel graveren, luidt het woord van de Here der heerscharen, en Ik zal op een dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen.
King James Version + Strongnumbers
For behold the stone H68 that I have laid H5414 before H6440 Joshua H3091 ; upon one H259 stone H68 shall be seven H7651 eyes H5869 : behold, I will engrave H6605 the graving H6603 thereof, saith H5002 the LORD H3068 of hosts H6635 , and I will remove H4185 the iniquity H5771 of that land H776 in one H259 day H3117 .
Updated King James Version
For behold the stone that I have laid before Joshua; upon one stone shall be seven eyes: behold, I will engrave the graving thereof, says the LORD of hosts, and I will remove the iniquity of that land in one day.
Gerelateerde verzen
Éxodus 28:21 | 1 Johannes 2:2 | Jesaja 53:4 - Jesaja 53:12 | Johannes 6:27 | Éxodus 28:36 | 1 Petrus 2:4 - 1 Petrus 2:8 | Zacharia 13:1 | Matthéüs 21:42 - Matthéüs 21:44 | 2 Korinthe 3:3 | 2 Kronieken 16:9 | Hebreeën 10:10 - Hebreeën 10:18 | Éfeze 2:16 - Éfeze 2:17 | Hebreeën 7:27 | Kolossenzen 1:20 - Kolossenzen 1:21 | Micha 7:18 - Micha 7:19 | Psalmen 118:22 | Jesaja 8:14 - Jesaja 8:15 | 2 Korinthe 1:22 | Jesaja 28:16 | 2 Timótheüs 2:19 | Zacharia 4:10 | Jeremía 31:34 | Zacharia 3:4 | Éxodus 28:11 | Johannes 1:29 | Jeremía 50:20 | Hebreeën 9:25 - Hebreeën 9:26 | Romeinen 9:33 | Openbaring 5:6 | 1 Timótheüs 2:5 - 1 Timótheüs 2:6 | Daniël 9:24 - Daniël 9:27 | Handelingen 4:11